Welke instellingen en waarom?

In welke MODE fotografeer jij? Maak je gebruik van de handmatige instellingen (M)? Wil je zélf meer controle over je beelden? In dit artikel vertel ik over de camera-instellingen die ik koost bij het maken van het portret hieronder. Daarbij leg ik uit waarom ik voor die instellingen koos. Daarmee wil ik laten zien dat je als fotograaf bewuste keuzes maakt en welk effect deze keuzes hebben op het beeld.

Settings: 1/160 sec @ f/11, ISO 100, FL 130mm, flash met beauty dish vanaf camera links.

Settings: 1/160 sec @ f/11, ISO 100, FL 130mm, flash met beauty dish vanaf camera links.

Focus Lengte

Rinie en ik staan boven op de Prins Willem Alexander brug om zijn portret te maken voor de Maas & Waler. In de achtergrond ligt Beneden Leeuwen, het dorp waar hij veel betekent in het verenigingsleven. We zijn een flink eind van het dorp vandaan en dát is bepalend voor mijn lenskeuze. Ik wil namelijk de achtergrond comprimeren, wat betekent dat ik de afstand tussen objecten optisch verklein. Daardoor lijken de molen en de kerk dichterbij Rinie te staan, wat mooi past in het verhaal dat ik wil vertellen: de band tussen de man en zijn dorp.

Comprimeren van de achtergrond doe je met een objectief in het telebereik en daarom had ik mijn 70-200 mm lens bij me. Eenmaal op de brug plaats ik Rinie tegen de leuning en loop zover als het kan bij hem vandaan. Dan blijkt dat er ruimte is voor maximaal 130 mm. Liever had ik de totale 200 mm ingezet en wat meer afstand genomen, maar ik sta met mijn kont tegen een vangrail waarachter de vrachtwagens voorbij denderen. Had ik vanuit die positie tóch voor 200mm gekozen, dan zou de kerk of de molen uit het beeld verdwijnen. Dat zou jammer zijn voor de herkenbaarheid van het dorp. Een liggende (landscape) foto zou veel meer omgeving kunnen laten zien, maar in de krant wordt bij het artikel een staande (portrait) foto geplaatst. Dit om de persoon, Rinie, te benadrukken.

Stel dat ik een groothoeklens had meegenomen, dus met een kleine Focus Lengte (FL van 12-24 mm). Dan zou ik de ruimtes tussen voorwerpen juist oprekken en lijken ze verder uit elkaar te staan. Daarmee had de foto zijn verhaal verloren. Er zou afstand ontstaan tussen Rinie en zijn geliefde Beneden Leeuwen. Bovendien was het dan niet gelukt de kassen in de achtergrond voor het grootste deel te verstoppen achter de reling waar Rinie tegen leunt.

> De focus lengte (FL) werd dus bepaalt door het verhaal wat ik wil vertellen én door de ruimte die ik had op de brug. Aan de FL hangen vervolgkeuzes vast, zoals de keuze van het diafragma.

Diafragma (grootte van de lensopening)

Doordat ik hier een langere FL gebruik, 130 mm, moet ik rekening houden met onscherpte in de achtergrond. Immers, hoe langer de lens, hoe sneller de achtergrond van het portret in onscherpte verdwijnt. Om te voorkomen dat de kerk en de molen totaal onherkenbaar zullen worden, kies ik ervoor te diafragmeren tot f/11. Hierdoor wordt de lensopening kleiner en de scherptediepte groter. Bij dit diafragma kon ik een mooie balans maken tussen de onscherpte en herkenbaarheid van de achtergrond.

> De lensopening werd dus bepaald door de FL (130mm) en de keuze voor een onscherpe, maar nog herkenbare achtergrond. Door te diafragmeren, dus de lensopening te verkleinen, valt er minder licht op de sensor. Om te voorkomen dat de achtergrond daardoor te donker wordt, is er een passende sluitertijd nodig.

Sluitertijd

Wanneer ik gebruik maak van mijn 70-200 mm zoomlens, start ik altijd met een sluitertijd van 1/200 seconde. Dat doe ik om bewegingsonscherpte te voorkomen. Immers, met een lange FL versterk je elke minuscule beweging die je als fotograaf maakt. Een stabiele houding, met de ellebogen tegen je lijf gedrukt, is dan een must. Daarnaast heb ik hulp van de beeldstabilisatie in de lens (VR). Het ezelsbruggetje van de tijd vóór de VR geldt voor mij echter nog steeds: sluitertijd is 1/FL (bij 130 mm dus een minimale sluitertijd van 1/130 sec). Met de lichtmeter in de camera speur ik hooglichten en schaduwen in de achtergrond af en maak een inschatting waarmee details in beiden behouden blijven. Na een testfoto check ik het histogram om te zien of mijn inschatting juist is. De keuze valt daarmee op een sluitertijd van 1/160 sec. Daarmee is de achtergrond netjes belicht, onscherp, maar nog goed herkenbaar.

De achtergrond van de foto is nu ingesteld en ik verleg mijn aandacht naar de belichting van Rinie. Tegen de lichte lucht, steekt hij natuurlijk donker af. Vandaar dat mijn flitser met beauty dish op het statief staat te wachten om de belichting compleet te maken. Daarover dadelijk meer.

> De sluitertijd werd dus bepaald door het diafragma (f/11) en kon met 1/160 sec bewegingsonscherpte voorkomen bij een FL van 130mm. En zo was de belichting van de achtergrond compleet: 1/160 sec @ f/11, ISO 100. Voor de belichting van Rinie had ik een flitser nodig. Daarover nu meer.

Flitser

Naast Rinie staat mijn statief met een reportageflitser. Deze is voorzien van een opvouwbare beauty dish, zodat het licht van de flitser past bij het zachte omgevingslicht. Op de poten van het statief ligt mijn rugzak, zodat de hele boel niet omwaait. Omdat TTL (automatische belichting door een samenspel tussen mijn camera en de flitser) niet het gewenste effect heeft, ook niet na maximale compensatie, schakel ik over op manuele aansturing (M). De flitser heeft al zijn kracht nodig Rinie voldoende te belichten. Dat komt door de relatief kleine lensopening van f/11. Daarom stel ik de flitser in op 1/1 en zet het statief nog wat dichterbij. Dat blijkt voldoende te zijn. De flitser is in de foto terug te zien als kleine catch-lights in de ogen van Rinie, dus die witte puntjes. Ze geven leven aan het portret, een twinkeling. Doordat de flitser op een statief staat, kan ik van dichterbij flitsen en gaat er minder licht verloren. Bovendien vind ik het mooier als de catch-lights hoog in de iris te zien is. Wanneer de flitser op je camera staat, zie je deze terug in het zwart van de pupil. Alleen bij sterke wind, of omstandigheden waarbij snel gewerkt moet worden, zie je mij met de flitser op mijn camera.

> Als de details in de achtergrond onbelangrijk zijn, is het prima wanneer je de lichtmeter in de camera gebruikt om de persoon die voor je staat juist te belichten. Het is dan niet erg als de hooglichten in de achtergrond detail verliezen (uitbijten). Wil je die hooglichten in de achtergrond behouden, dan moet je het contrast tussen de persoon en de achtergond verkleinen door gebruik te maken van een flitser (of een andere lichtbron zoals een reflector), anders wordt óf de persoon te donker, óf de achtergrond te licht. In dit portret was de achtergrond belangrijk. De kleine lensopening bepaalde een maximale inzet van de flitser. Door deze handmatig op 1/1 te zetten en vervolgens op een statief dichtbij Rinie, ontstond de balans met de achtergrond.

Portretfotografie

Ben je van plan om eens wat vaker zélf te bepalen hoe de foto eruit komt te zien? Het lijkt allemaal ingewikkeld als de camera op manueel staat (M). Maar dát is juist de strekking van mijn verhaal. Juist omdat het ingewikkeld is, kan je het niet overlaten aan een domme camera. Die gaat dan beslissingen nemen, die jij als fotograaf zou kunnen nemen. En wie heeft dan de foto gemaakt? Jij? Of de camera? Daarover kunnen we discussiëren. Vooral wanneer het gaat over portretfotografie, waarbij je de tijd kunt nemen deze instellingen te maken.

Reportagefotografie

Werk je onder omstandigheden die sterk wisselen of die vragen om snel handelen, dan zijn de standen voor automatische belichting juist een slimme keuze. Wanneer je op een bruiloft met de zon mee een foto maakt van de bruidegom en vervolgens tegen de zon in de bruid aan komt lopen, mis je dat shot wanneer je de flitser en het statief moet omdraaien terwijl je de instellingen moet aanpassen aan de nieuwe situatie. In zulke fotografie wordt met name de A (Aperture = diafragma) stand gebruikt. Als fotograaf bepaal je het diafragma (en dus de scherptediepte) en laat vervolgens het toestel de sluitertijd kiezen. Daarbij blijf je natuurlijk wél zelf verantwoordelijk voor het uitlezen daarvan, zodat je voorkomt dat de sluiter lang openblijft voor een prachtig belichte maar enorm bewogen foto.

Overigens gebruik ik ook tijdens mijn reportage-werk het liefst mijn camera in manuele modus. De flitser staat dan op mijn camera. Met een hogere ISO waarde, maak ik de sensor gevoelig voor het omgevingslicht en is de flits slechts héél subtiel aanwezig; nét genoeg om de ogen te laten stralen, maar te weinig om alle schaduwen weg te flitsen en het beeld plat te maken. Als je daar meer over wilt lezen, hoor ik van je.

Groetjes,

Maik